Een prachtige, kwieke, wat oudere dame stapt mijn praktijkruimte binnen. Ze weet heel duidelijk waarover ze met me wil praten. Ze heeft goed nagedacht over de startvraag en deze in een perfect grammaticaal kloppende zin verwoord: “Hoe word ik gracieus ouder?”
We gaan samen aan de slag. Het lijkt logisch de begrippen ‘gracieus’ en ‘ouder worden’ eerst bij de kop te pakken: wat betekent dat eigenlijk? Dat moeten we immers eerst weten, voordat we kunnen weten hoe dat dan eventueel te realiseren.
In het begripsonderzoek van ‘gracieus’ haalt mijn cliënt de gezondheid van haar man erbij. Ik snap niet zo goed wat dat met gracieus te maken heeft. Dus dat vraag ik haar. Er kunnen namelijk nog onbewuste overtuigingen een rol spelen die ze nog niet heeft genoemd: Moet haar man soms ook gracieus ouder worden? Of bepaalt zijn gezondheid wat voor haar gracieus is? Of… gaat het ergens anders om?
Al snel blijkt dat haar man niet zo vitaal is als zij. Daar vindt ze van alles van, zegt ze, om daar snel aan toe te voegen: “Het is natuurlijk een luxekwestie dat hij minder vitaal is dan ik, daar moet ik niks van vinden. Het is maar een gevoel, dus het is niet erg. Klaar.”
Het is nogal wat, wat ze zegt, zomaar in één zin. Dat vitaliteit een luxekwestie is, dat je daar dus niks van moet vinden, en dat gevoelens niet erg zijn. Best grote uitspraken.
En als er grote uitspraken gedaan worden in de filosofische praktijk, weten we dat we weer voer hebben om op te kauwen. We besluiten onze aandacht te richten op een nadere verkenning van wat gevoel nou eigenlijk is. Want wat is dat dan, dat je dat zomaar als ‘niet erg’ kunt afdoen?
Bij het kijken naar wat gevoel nou eigenlijk is, komt logischerwijs het verstand ook om de hoek kijken, als traditionele tegenhanger van het gevoel. Wat zijn die twee eigenlijk van elkaar? Broers? Zussen? Vijanden? Vrienden? Het blijkt al snel dat mijn cliënt zich een prachtige klinkende overtuiging over de relatie tussen gevoel en verstand in de loop der jaren eigen heeft gemaakt. Ze stelt dat ‘je gevoel het gevolg is van je denken, maar dat je denken geen invloed heeft op je gevoel.’ Ja, nu ze het hardop uitspreekt hoort ze ook het problematische in deze bewering. Want hoe kan dit allebei tegelijkertijd waar zijn?
Heel voorzichtig, door na stapje voor stapje aan haar redenering te wrikken, komt het inzicht langszij dat het ervaren van gevoelens iets anders is dan het veroordelen en labelen van gevoelens à la “Het is maar een gevoel, dus niet erg.”
Het is een eye-opener voor haar dat je een gevoel kunt ervaren, zonder daar kwalificaties en oordelen aan te hangen.
Dit inzicht voelt ze, zoals ze zegt, nestelen in haar keel. Ze is geraakt, ontroerd zelfs. Door ons onderzoek, heeft ze weer een opening gekregen naar het ervaren van haar gevoelens, zonder label of oordeel.
Het is even heel spannend. Nieuw. Verwarrend. Ruimte gevend. Ontroerend. Mooi, maar ook eng. Precies zoals inzichten kunnen zijn.
We hebben hard gewerkt, stil gestaan bij een begrip dat zijn eigen leven is gaan leiden in het lange leven dat mijn cliënt al achter de rug heeft. Ik vraag haar met welke vraag ze naar huis wil, de vraag waar ze verder op wil kauwen, die ze een paar weken met zich mee wil dragen, wil omarmen. Ze formuleert hem als volgt:
“Durf ik mijn gevoel te ervaren?”
Mensen vragen regelmatig aan mij: dat denkonderzoek, is dat niet te rationeel? Te kil? Waar zitten de emoties dan? Doe je daar niks mee? Ik denk én voel dat deze mooie dame mij en wellicht ook u weer eens heeft laten ervaren dat denken en voelen samengaan. En dat ze beide een plek hebben in de filosofische praktijk.