De opmerkingen over mijn hakken “Lekkere werkschoenen!”, en mijn sekse “Ik moet me nou wel netjes gedragen met een vrouw in de kamer!” en de te chique lunch met sla en zalm “Ik mis mijn broodje bal.” waren er gelukkig. Die verwachting klopte.
Nu kijken of de andere verwachting die ik had ook werkelijkheid werd.
Ik was ingehuurd om met stoere mannen met echte spierbundels, gewend om fysiek werk te leveren, een dag binnen te zitten en na te denken over hun werk als teamleider van hun collega vuilnismannen. Tegenwoordig ‘medewerkers afval en grondstoffen’ genoemd.
Zou ik met enige aanpassingen ten opzichte van de aanpak bij de ‘white-collar’ klanten ook hier een interessant en voor hen werkend denkonderzoek op gang kunnen brengen?
Eerlijk gezegd geen verwachting dus, maar een vraag.
Waarom was dit een vraag? Omdat ik er voor het gemak even van uitging dat alle stereotypen over de lager opgeleide, blanke, wellicht boze man van toepassing zouden kunnen zijn op mijn nieuwe klant. In combinatie met mijn gemis in vrouwonvriendelijk grappen, bier, arbeidersaccent en een penis (maar met een zak vol vooroordelen!) een mooie uitdaging om aansluiting te vinden.
Ik ging die uitdaging aan.
Het is mijn taak is als consultant en Socratisch gespreksleider de wijsheid van iedere deelnemer op tafel te krijgen. Maar met deze streetwise mannen had ik weinig ervaring, en zij hadden weinig ervaring met praktisch filosoferen. Wat vroeg dat van mij?
Hoe kwam ik niet over als het hoog opgeleide tutje dat alleen in het vocabulaire van de intellectuele kopgroep kan praten? Of zoals mijn dochter zegt: “Ma, praat eens normaal!!!” als ik zeg dat “Het geen uitleg behoeft dat hygiëne prioriteit heeft boven Netflix.” wanneer ze haar tanden moet poetsen en daar geen zin in heeft.
Kan ik er überhaupt voor zorgen dat ik niet overkom als het hoog opgeleide tutje? Zo ja, oké, maak een plan van aanpak. En zo nee, is dat erg?
Ik kwam tot de conclusie dat ik niet kon voorkomen over te komen als hoog opgeleid. Gelukkig maar, besloot ik, gezien mijn opdracht en bijbehorend tarief. Ik kon misschien enigszins mijn woorden niet te academisch kiezen, maar helemaal anders praten zou niet lukken. Daar gingen we het gewoon mee doen.
Tutje was wellicht een ander probleem, in die zin dat ik naast die stoere beren al snel iets tuttig krijg op hoge hakken. Die overigens toch echt aangaan! Maar goed, juist met de verschillen spelen en je tegelijkertijd niet al te hulpbehoevend opstellen bij het verschuiven van de tafels en stoelen, helpt om tuttigheid om te laten slaan in vrouwelijke charme, leek mij. En die weten ze heus wel te waarderen.
Die strategie werkte.
Althans, die werkte voor het sociale stukje; dat ze überhaupt met mij aan de slag wilden, een alien in de wereld van de afval en grondstoffen.
Als het gaat om het onderzoeksgesprek, deed deze hele strategie er niet toe.
Vrij absurd natuurlijk, om rekening te houden met al dan niet hoge hakken en een bagage aan grappen, daar waar je ingehuurd word als organisatiefilosoof en gespreksleider. Maar ja, ook ik ben maar een mens. En toch voelde ik tegelijkertijd dat hier de crux niet zat… maar waar dan wel?
Juist het feit dat ik deze nieuwe klant niet van nature zou aanvoelen (gokte ik), hielp mij ontzettend in deze opdracht. Want wat ik, nog meer dan normaal, deed, was kijken naar mijn deelnemers. Kijken, beschouwen, het even nog niet weten. Laten komen wat komt, om te kunnen inspelen op wat de situatie straks van mij zou vragen.
Dus wat ik eigenlijk deed, was hen buitengewoon serieus nemen. Daar is niets hoog- of laagopgeleids of al dan niet vrouwelijks aan.
Opnieuw kijken naar wie ik voor me had, in plaats van vooringenomen gaan werken met mensen met wellicht een andere achtergrond dan de mijne. Zonder oordeel. Werken met de tekst die op tafel kwam. Van hen. Heldere vragen stellen. Kort en krachtig (laten) argumenteren. Eerlijk zijn. Kortom, eigenlijk gewoon de gespreksdeugden toepassen die bij het Socratisch onderzoek horen!
Het is een van de beste onderzoeksgesprekken geworden uit mijn carrière. Omdat de mannen deden wat ze moesten doen. En ik deed wat ik moest doen.
De mannen dachten na en zeiden waar het op stond. En ik schiep de kaders waarbinnen dit gefundeerd en veilig kon gebeuren.
Deze mannen praten en dachten helder en gestructureerd over hun leiderschap en aansturing van de collega’s. Ze hadden een duidelijk doel: Iedereen moet kunnen zeggen: “Ik ben er trots op dat ik bij de afdeling Afval en Grondstoffen werk.” , van directie tot chauffeur van de vuilniswagen. Die drijfveer was genoeg om er een levendig en bezield gesprek van te maken, waarbij ik ze uitdaagde net wat verder door te denken dan ze gewend waren.
“Ik heb praten in overleg nog nooit leuk gevonden, maar dit was top.”
zei een van de deelnemers na afloop. En waarom? Omdat ik hen liet werken met het materiaal van henzelf. Omdat we het overleg niet tot een abstracte bijeenkomst van beleidsvoornemens maakten, maar een oprecht onderzoek beleefden aan de hand van concrete ervaringen. En gebruik makend van echte taal. Hun taal, niet opgepoetst of academisch verantwoord gemaakt. Taal die je blindelings aanvoelt, aanhoort en binnen laat komen. Niet afhankelijk van opleiding of achtergrond. Dat is echte taal. En die zou op ieder niveau gesproken moeten worden.
Want echte taal leidt naar echte antwoorden.
De vraag die deze mannen onderzochten, is een vraag die in meer organisaties speelt. Namelijk: “Welk leiderschap versterkt het eigenaarschap van de medewerker?” Deze vraag zie ik in verschillende verschijningsvormen regelmatig verschijnen, er zijn managementboeken vol over geschreven en voor sommige leiders blijft het een niet te bevatten vraagstuk. Het antwoord op deze vraag heb ik zelden zo concreet gekregen als hier:
Het is leiderschap dat letterlijk zegt: “Wat jij denkt, doet ertoe.” En dat ook menen.
“Wat jij denkt, doet ertoe.” is voor mij synoniem voor “Wijsheid zit in ieder mens.” maar dan in de taal die iedereen voelt binnenkomen en tot op het bot begrijpt.
Dank voor jullie openheid, afdeling Afval en Grondstoffen. Dank dat ik weer een stukje echte taal heb mogen proeven! Dat ik opnieuw heb mogen ervaren dat wijsheid in iedereen zit. Dat hoog opgeleide tutjes en stoere beren (en alles wat daar tussen zit) heel goed samen kunnen gaan. Dat ik weer opnieuw heb mogen voelen waar filosoferen in organisaties om draait: om zeggen én voelen waar het op staat!
Ook met elkaar praten in taal die zegt waar het op staat? Kijk dan naar http://denkplaats.nl/samen-denken of stuur mail me via ariane@denkplaats.nl